Op 20 maart nam Dave Ensberg-Kleijkers na vijf jaar afscheid van Jantje Beton. Hij gaat ‘terug naar het front’ als schoolbestuurder in Amsterdam Zuidoost. In een uitgebreid interview kijkt hij terug op vijf jaar voorzitterschap. “Ik ben ervan overtuigd dat Jantje Beton er beter voorstaat dan vijf jaar geleden en dat ik het in goede handen achterlaat.”
Ensberg-Kleijkers over vijf jaar Jantje Beton: ‘Als het met de kinderen goed gaat, gaat het met ons goed’
Tekst: Mark Bos
Waarom koos je in 2019 voor de functie van directeur-bestuurder van Jantje Beton?
Daar waren meerdere redenen voor. Ik had, en heb nog steeds, het idee dat kinderen veel te weinig buitenspelen en dat is heel slecht voor hun fysieke, mentale en sociale ontwikkeling. Daarbij merkte ik dat Jantje Beton een slapende reus was. Eentje met hele grote potentie om voor de Nederlandse samenleving echt het verschil te maken wat betreft de ontwikkeling van kinderen, maar ook eentje die weer wakker gekust moest worden. Het was en is een mooi merk, maar was, met alle respect, een beetje sleets geworden. In de jaren daarvoor was het veel zichtbaarder voor gemeenten, maatschappelijke organisaties, ouders en kinderen. Ik had de behoefte om er in het belang van de kinderen energie in te steken om het weer meer op de kaart te krijgen.
Wat trof je in 2019 aan bij Jantje Beton?
Voor mij was het niet duidelijk waar Jantje Beton voor stond. Ik heb in mijn eerste honderd dagen een analyse gemaakt en daaruit bleek dat heel veel mensen niet wisten wat de essentie was, er waren wat vervagingen: gaat het over binnen- én buitenspelen, gaan we ook over gamen? Dat is niet goed voor je merk, je moet duidelijk weten waar je voor staat. We waren overal wel gewenst en spraken mee met overheid en bedrijfsleven, maar leken niet overal even onderscheidend te zijn. Inmiddels is dat wel weer duidelijk: we zijn er gewoon voor om elk kind elke dag te laten buitenspelen.
En wat trof je aan in de speelwereld?
Heel veel partners die iets doen, zoals de Johan Cruijff Foundation en de Krajicek Foundation. Of, op een andere manier, partijen als Scouting Nederland: allemaal mensen met professionals en vrijwilligers die elke dag keihard werken om kinderen elke dag lekker te laten buitenspelen op verschillende plekken. En verder overheden met verschillende ambities, er zit een groot verschil tussen de 342 gemeenten: waar de een heel veel wil investeren in buitenspelen, in speelruimte, speeltuinen en speelkansen voor kinderen, stelt de ander heel andere prioriteiten.
Over de sector:
'"Het bedrijfsleven is, naast het maatschappelijk middenveld, een belangrijke verrijking"
Daarnaast zag ik in de sector dat de branchevereniging Spelen & Bewegen heel sterk ontwikkeld is. Het kan altijd nog sterker, maar ik merk dat, sinds Michiel van Campen er zit als voorzitter, er een strakkere lijn zit, in de lobby ook. We weten elkaar inmiddels goed te vinden, hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Je hebt elkaar nodig, het is een wederkerige relatie. Speeltoestellenleveranciers en adviesbureaus komen dagelijks in het hart waar kinderen willen spelen. Met sommige hebben we ook een aparte samenwerkingsovereenkomst gesloten of werken we op een andere manier samen, daar ben ik heel enthousiast over. Je weet elkaar te vinden, inspireert elkaar. Het bedrijfsleven is, naast het maatschappelijk middenveld, een belangrijke verrijking.
We leiden we volgens Jantje Beton een generatie van ‘binnenzitters’ op: 21 procent van de kinderen heeft er te weinig tijd voor, 300.000 kinderen tussen de 6 en 12 speelt nooit buiten en bijna 30 procent van de 6-7 jarigen mag niet alleen naar een plek die ze leuk vinden. Toch zul je weinig mensen tegenkomen die het belang van buitenspelen niet zullen onderkennen. Hoe verklaar je die tegenstelling?
Er is een aantal factoren. Een eerste is dat we zien dat kinderen veel meer achter schermen zitten: op social media of om te gamen. We merken dat vrij weinig ouders afspraken maken over het aantal minuten of uren schermtijd. Mijn ideaal zou zijn dat ouders met kinderen afspreken dat voor een uur dat je binnen zit te gamen, er twee aan buitenspelen tegenover staan.
Ten tweede wonen sommige kinderen in wijken waar minder veilige speelplekken zijn. Dat kan deels door verkeer komen, maar ook bijvoorbeeld in Amsterdam Zuidoost waar je ziet dat op de speelplekken veel ratten zijn, of er gebruikte naalden van drugsgebruikers liggen, of dat er geweldsincidenten zijn met wapens. Dat zorgt ervoor dat ouders hun kinderen liever binnen houden.
In de derde plaats zien we dat kinderen veel meer een agenda hebben. Zo gaan ze vaker naar een bso waar ze andere dingen doen en niet vrij buiten kunnen spelen. En naar huiswerkbegeleiding, ook omdat we meer in een prestatiemaatschappij leven. Verder moeten kinderen naar allerlei georganiseerde verenigingen. Zo ontstaat er een weekschema waarin kinderen zich niet meer vrijelijk kunnen vervelen. En als ik me vroeger verveelde, ging ik buitenspelen, dan belde ik bij een vriendje aan of hij meeging. Dat begint op verschillende plekken en met name in de grote steden een zeldzaamheid te worden.
Over de rol van ouders:
"Je kunt als ouder onderdeel van de oplossing zijn, dat kan echt een stuk beter"
Het is voor dat binnen zitten te makkelijk om alleen naar de overheid te wijzen dat er te weinig speelruimte is?
Ja, dat is te makkelijk. Ook als er te weinig plek is, kun je als ouders kijken hoe je dat in de buurt zelf kunt creëren. Er zijn genoeg voorbeelden van verenigingen die zijn ontstaan op initiatief van ouders of grootouders. Maar veel ouders zijn druk met werk, hebben daar geen mentale ruimte voor. Je kunt als ouder onderdeel van de oplossing zijn, dat kan echt een stuk beter.
Tegelijkertijd kan de overheid als hoeder van het algemeen maatschappelijk belang de ouders helpen door te zorgen voor voldoende veilige en toegankelijke speelruimte. Maar de mooiste plekken in Nederland waar ik kinderen zie buitenspelen, komen niet van de overheid, maar vanuit het maatschappelijk middenveld zelf: de oude speeltuin die voortkwam uit liefde voor kinderen, met behulp van de woningbouwvereniging. Dat zijn plekken waar de gemeente niet een heel belangrijke rol heeft gespeeld. Bijvoorbeeld Speeltuin Oranjekwartier in Terneuzen, een prachtige speeltuin die groot is geworden dankzij het bedrijfsleven en dankzij de ouders die erin zitten. Of Speeltuin Kitskensberg in Roermond: een waanzinnig groot speelwalhalla, vlakbij een ‘aandachtswijk’, waar allerlei verschillende kinderen samenkomen. Groot geworden dankzij de vader van een van de bestuursleden en de inzet van het bedrijfsleven, de maatschappelijke partners en mensen die het zelf bezoeken. Een verenigingscultuur die helpt het verschil te maken. De overheid is daar wel een partner, maar de mensen maken zelf het verschil.
We spreken als Jantje Beton de overheid graag aan op haar taken en verantwoordelijkheden, maar het begint en eindigt bij de ouders, zij verwekken de kinderen en als ouders hebben we het beste voor met onze kinderen en moeten daar zelf ook een rol in spelen.
Er zijn overal steeds minder vrijwilligers te vinden. Maakt het dat niet lastig?
Het is een hard feit dat ruim een kwart van de speeltuinorganisaties zegt binnen nu en vijf jaar haar deuren te moet sluiten vanwege een gebrek aan vrijwilligers. Dan kun je zeggen ‘dat is verschrikkelijk’, maar je kunt ook zeggen dat we het niet laten gebeuren. Als geboren optimist zit ik aan die kant. Voorbeeld: in Helmond heb je drie grote speeltuinen. Misschien is het fijn als daar een koepel bovenkomt die alle speeltuinen kan ondersteunen zodat er niet voor elke speeltuin een apart bestuur hoeft te komen. En de ouders zich als vrijwilliger kunnen bezighouden met de leuke dingen, zoals het organiseren van speurtochten of paaseieren zoeken. Dingen waar ze zich kortstondig voor in kunnen zetten. Mensen willen best vrijwilligerswerk doen, maar niet meer zoals vroeger. Ze willen af van bestuurlijke verantwoordelijkheid en meerjarige verplichtingen. Dat bestuurlijk corvee, wat belangrijk is om de randvoorwaarden te bepalen, zou je centraler kunnen organiseren en faciliteren als stad. Mooie voorbeelden zijn de SES in Enschede of de Groninger Speeltuincentrale. Dat zijn mooie dingen: als het niet gaat zoals het moet, moet het maar zoals het gaat.
Over maatschappelijke waarde van speeltuinen:
"Als je er één euro instopt, krijgt de samenleving er twee euro voor terug"
Wat hebben jullie met Jantje Beton de afgelopen vijf jaar hierin gedaan?
We hebben geprobeerd speeltuinen te inspireren door te laten zien hoe het wel kan: met de Vlaamse Dienst Speelpleinwerk hebben we een handreiking ontwikkeld voor vinden en binden van vrijwilligers voor speeltuinen. Vanuit onze branchevereniging LOS hebben we workshops gegeven met Lucas Meijs, een hoogleraar vrijwilligersmanagement.
Verder kunnen gemeenten veel doen om dit te ondersteunen en daarom hebben we een maatschappelijke kosten-batenanalyse laten maken waarin we aantonen wat de maatschappelijke meerwaarde is van speeltuinwerk. Als je er één euro instopt, krijgt de samenleving er twee euro voor terug.
En afgelopen najaar hebben we de resultaten van een onafhankelijk onderzoek naar de Speeltuin van de Toekomst gepresenteerd. Daarin zie je wat nodig is om speeltuinen in stand te houden. Als laatste hebben we kwaliteitscriteria ontwikkeld voor speeltuinwerk waarin ook staat hoe je voor vrijwilligers kunt zorgen en hebben we een manifest opgesteld dat we op 21 maart aan de Tweede Kamer presenteren.
Dus we hebben veel gedaan voor het speeltuinwerk en dat is ook hartstikke belangrijk. Al die kinderen die binnen zitten, gaan als ze buitenspelen het liefste naar een speeltuin. Dat is een eeuwenoude traditie waar we mee door moeten gaan. Een speeltuin als middelpunt van wijk, buurt of dorp waar ouders kunnen zien dat het veilig is.
Over openstelling schoolpleinen:
"Ga minder zitten muggenziften en vervul je maatschappelijke rol door die schoolpleinen open te stellen"
De speelruimte staat onder druk, zeker in steden. Wat valt daar nog te winnen?
We lobbyen ervoor dat tien procent van de openbare ruimte gezien wordt als speelruimte, waarbij we uitgaan van meervoudig ruimtegebruik. Zorg dat die schoolpleinen van meer dan zesduizend basisscholen ook openbaar toegankelijk zijn. Daar zit heel veel belastinggeld in, dat betaalt geen school zelf, het is allemaal geld dat wij samen moeten verdienen. Van dat geld wordt een schoolplein gebouwd waar vervolgens een hek omheen wordt gezet dat wordt afgesloten als de school dicht is. Kapitaalvernietiging in optima forma. Dat kunnen we ons als samenleving niet veroorloven: kinderen worden we onder onze ogen steeds dikker, bijziender en ongelukkiger, daar kunnen we allerlei statistieken van overleggen. Alle argumenten dat openbaar toegankelijke schoolpleinen zorgen voor vandalisme en hangjongeren zijn oplosbaar, daar zijn allemaal voorbeelden van. Willen is kunnen in dit geval, ik heb geen behoefte aan excuses. Los het op, ga minder zitten muggenziften en vervul je maatschappelijke rol door die schoolpleinen open te stellen.
Die tien procent voor speelruimte die je noemt, wie trekt die kar om daarvoor te vechten?
Dat doen wij op dit moment, richting de Tweede Kamer en ook naar de afgelopen verkiezingen toe richting de verkiezingsprogramma’s. We hebben benoemd dat het gewoon kan, de gemeente Leiden laat dat bijvoorbeeld zien. Zij hebben dat - als na Den Haag de meest dichtbevolkte stad van Nederland - gedaan door het lokaal in de verordening op te nemen. Leiden heeft florerende speeltuinen en multifunctionele plekken waar ook gespeeld kan worden. Een kwestie van visie en prioriteiten stellen. Ze zeggen dat het fijn is dat mensen er komen wonen en leven en dat leven begint bij kinderen. Als het met de kinderen goed gaat, gaat het met ons goed. Als het in Leiden kan, kan het elders ook. En er zijn meer goede voorbeelden als bijvoorbeeld Rijswijk, zoek het in die voorbeelden. Als je zegt dat het moet en het zal, dan kan het ook.
Over het speelruimtevraagstuk:
"Laten we dat iets meer centraliseren, ik zou het fijn vinden als we de kwaliteit van leven van kinderen wat meer met elkaar zouden normeren"
Merk je dat het belang van buitenspelen de afgelopen vijf jaar beter op de agenda is gekomen?
Ja en nee. Het is beter op de agenda gekomen, maar politiek Den Haag heeft andere prioriteiten. In de nieuwe nota Ruimte is hiervoor geen aandacht, dat blijft iets waar we continu voor moeten strijden. We zijn daar echt wel hele kleine jongen in het speelveld met grote reuzen van projectontwikkelaars en aannemers. In de Kamer is met name centrumrechts terughoudend in de speelruimtevraagstukken. PVV staat er van hen nog het meest open en positief in, maar de VDD en NSC zijn vaak terughoudend en niet duidelijk in wat ze precies willen. Die willen het niet als Rijksoverheid sturen, maar het aan de gemeenten overlaten. En dan weten we wat we hebben, namelijk 342 verschillende uitkomsten per postcodegebied. Laten we dat iets meer centraliseren, ik zou het fijn vinden als we de kwaliteit van leven van kinderen wat meer met elkaar zouden normeren.
En hoe kijk je er vanuit je optimistische inslag tegenaan?
We hebben echt wel stappen gezet. We zien wel dat op verschillende manieren onze agenda in Den Haag overgenomen wordt. In Kamerdebatten en -moties en ook in het beleid van Rijksoverheid. We hebben met hen ook een veel intensievere relatie: met VWS hebben we zeventig projecten ingevuld zoals Gezonde Schoolpleinen, Gezonde Buurten, de Buitenspeelcoalitie. En ook wat de doen met de BES-eilanden is de laatste jaren behoorlijk uitgebreid en versterkt. Dus onze lobby is niet alleen maar richting de politieke partijen, maar ook richting andere organisaties en de politiek-ambtelijke top, dat is veel succesvoller en zichtbaarder geworden.
Je opdracht was om Jantje Beton opnieuw op de kaart te zetten als dé goede doelenorganisatie die zich inzet om kinderen in Nederland elke dag te laten buitenspelen. Is dat gelukt wat jou betreft?
Dat is nog steeds gaande en nooit af. Feitelijk is het wel zo dat 75 procent van de Nederlanders ons merk kent en waardeert, dus dat is een behoorlijke naamsbekendheid Ik ben vooral trots op wat we de afgelopen jaren hebben laten zien. We zijn meer zichtbaar geweest in coronatijd, met Scouting Nederland hebben we met een petitie 7,3 miljoen euro opgehaald voor noodlijdende speeltuinen. We zijn zichtbaarder geworden rond de Buitenspeeldag die we elk jaar organiseren. En op 3 april hebben we weer een nieuw gaaf initiatief. Dus ja, het merk is zich nog steeds aan het herprofileren, dat wordt steeds scherper. De boodschap dat we strijden tegen het binnen zitten van kinderen door met name schermgebruik en dat we die kinderen naar buiten willen krijgen, die is veel duidelijker zichtbaar.
Wat is jouw hartenwens voor de buitenspeelwereld?
De stem van kinderen, die is het allerbelangrijkste. Als zij serieus worden genomen, wordt buitenspelen serieus genomen. Daarom zou ik het fijn vinden als iedereen bij de overheid en soms ook in het bedrijfsleven gebruik maakt van een kinderadviesraad of een kindertoets: levert mijn werk of beleid een bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen? Dan ben je duurzaam bezig voor toekomstige generaties. Daarnaast zou ik graag een minister van Buitenspelen willen hebben en via die persoon in de Trêveszaal een rol van betekenis kunnen spelen.
Over waar hij trots op is:
"Dat wij de kinderen met onze beschermvrouwe prinses Beatrix het gevoel geven dat ze geliefd zijn en dat ze er mogen zijn, daar ben ik het allermeest trots op"
Waar ben je trots op?
Ik ben heel erg trots op het Samenspeelakkoord en het Samenspeelnetwerk dat we samen met Stichting Het Gehandicapte Kind hebben opgericht. Daar hebben meer dan vijftig partijen zich bij aangesloten om te zorgen dat veel meer kinderen met en zonder handicap samen kunnen spelen. En ik ben blij dat er meer verbinding in plaats van onderlinge strijd is, zoals in de Buitenspeelcoalitie, waarin je elkaar niet beconcurreert, maar helpt omdat dingen in elkaars verlengde liggen.
Maar het meest trots ben ik op wat erin Caribisch Nederland gebeurt: we hebben de samenwerking met het ministerie concreet kunnen maken en geld kunnen krijgen van de Nationale Postcode Loterij. Dit jaar worden er op drie eilanden vier nieuwe speeltuinen opgeleverd en ik zal de dag nooit vergeten dat ik in 2022 de eerste mocht openen. Dat een meisje van negen me aankeek met een blik van ‘mag ik hier spelen?’ Dat je hen het gevoel gaf dat ze erbij horen, dat je ze voor vol aanziet. Dat wij hen met onze beschermvrouwe prinses Beatrix het gevoel geven dat ze geliefd zijn en dat ze er mogen zijn, daar ben ik het allermeest trots op.