Hoe bevorder je inclusief samen spelen?
Tekst: Peter Bekkering
Manon Bloemen, senior onderzoeker van onderzoekslijn Kind in Beweging van Lectoraat Leefstijl en Gezondheid bij Hogeschool Utrecht (HU), herinnert zich de aanleiding van Samen Spelen. “Wij werkten in 2018 aan het project ‘Wat beweegt jou?!’. Daarbij waren twee lectoraten betrokken waar we ook nu nog mee samenwerken; Co-Design en Duurzame Gemeenschappen. Bij dat project ging het erom hoe je kinderen met een beperking en hun ouders ondersteunt om meer te bewegen. Dat bewegen zagen we breed, van sporten tot buiten spelen en actief transport naar school.”
Tijdens een presentatie van dat project op een scholingsdag bij Fitkids ontmoet Bloemen Ilse van der Put, destijds de directeur van Speeltuinbende. Van der Put maakte en maakt zich hard voor het bevorderen van inclusief spelen en samen buiten spelen. “Daarbij merkte ze dat hoewel speeltuinen steeds toegankelijker werden, deze nog steeds weinig door kinderen met een beperking en hun ouders werden bezocht.”
Sociale barrières belangrijker dan fysieke toegankelijkheid
Mede naar aanleiding van die kennismaking onderzoekt HU met masterstudenten welke barrières en facilitators er waren op het gebied van buiten spelen. De studenten doen kwalitatief onderzoek en interviewen verschillende volwassen stakeholders en ouders van kinderen met een beperking. Uit de interviews blijkt dat het weliswaar bij veel speeltuinen schort aan de fysieke toegankelijkheid, maar dat de sociale barrières veel belangrijker zijn. Dat is een uitkomst die aansluit bij Van der Puts ervaringen.
Bloemen: “Ouders weten namelijk niet altijd wat ze in een speeltuin kunnen doen. Bovendien voelen ouders en kinderen zich vaak aangestaard en heeft het kind vaak weinig aansluiting met andere kinderen. Bij de stakeholders zag je enerzijds dat gezondheidszorgprofessionals nog veel te weinig focusten op inclusief buiten spelen en te veel bezig waren in hun eigen gym- of oefenzaal. Anderzijds gaven de sociaal werkers en speeltuinbegeleiders aan dat ze openstonden voor en enthousiast waren over samen spelen en inclusief spelen, maar dat ze niet wisten hoe samen spelen te faciliteren en hoe ze kinderen met een beperking en hun ouders het best konden ondersteunen.”
Wederzijdse onbekendheid
In het jaar erop interviewt de HU een nieuwe groep masterstudenten kinderen met en zonder beperking, daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen kinderen met beperking in regulier en speciaal onderwijs. “Hieruit bleek dat kinderen met en zonder beperking elkaar vaak niet kennen, niet goed weten hoe ze elkaar kunnen benaderen en met elkaar kunnen spelen”, vertelt Bloemen. “Daarnaast bleek het onderwijs belangrijk: kinderen in speciaal onderwijs ervaarden namelijk veel meer sociale barrières.”
Belangrijk in die periode is daarnaast dat de HU op 3 december 2019 samen met een aantal andere partijen het SamenSpeelAkkoord ondertekent, waarin drie ambities worden benoemd, namelijk: het creëren van een inclusieve speelcultuur, meer samenspeelplekken en meer en betere toegankelijke kennis over samen spelen. “Daarbij committeerde de HU zich om meer onderzoek te doen en de uitkomsten daarvan te integreren in onderwijs en de praktijk.”
Ergens ook foto Manon Bloemen opnemen, eventueel met deze streamer: Met twee living labs creëren we een ‘lerend’systeem. Belangrijk, omdat uitdagingen van samen spelen contextafhankelijk zijn
Onderzoeksproject van vier jaar
Het leidt uiteindelijk tot een groot vierjarig onderzoeksproject, dat na een voorbereiding van anderhalf jaar in het schooljaar 2022-2023 van start gaat. Tegelijkertijd wordt ook gestart met twee living labs waar studenten, docenten, onderzoekers en het werkveld in de praktijk samen aan de slag gaan. Bloemen: “Daarmee kregen we een ‘lerend systeem’. Dat is van belang, omdat we weten dat de uitdagingen voor het samen spelen heel contextafhankelijk zijn.”
De locaties van de living labs zijn Speeltuin Kloosterplantsoen in IJsselstein en Natuurspeeltuin De Hoef in Leidsche Rijn Utrecht. Door aan te sluiten bij het programma HU Gezond & Wel - dat draait om leren in de wijk en niet alleen op de hogeschool zelf - worden de twee living labs ook wijklocaties.
“Hierdoor werd het project ingebed in het onderwijs, en kunnen we er in de toekomst structureel mee bezig blijven. Zo werd het mogelijk dat we twee docenten, één vanuit welzijn en één vanuit zorg, op de locaties konden plaatsen: Isabelle Dielwart en Ryan Beekhuizen. Zij onderzoeken en begeleiden tegelijkertijd studenten vanuit verschillende disciplines, zoals social work, pedagogiek, fysiotherapie, gezondheid, co-design en eventmanagement. Allemaal houden ze zich bezig met het thema inclusief buiten spelen, daarbij schakelen ze continue met de wijklocaties. Want als je onderzoek, onderwijs en praktijk samenbrengt, krijg je het mooiste resultaat.”
Inloop co-design sessie
Karlijn van Ramshorst is onderzoeker bij de lectoraten Duurzame Gemeenschappen en Co-Design. Om de wensen rond inclusief buiten spelen in kaart te brengen, gaat zij in gesprek met de speeltuinbeheerders, ouders, kinderen en wijkbewoners. “Daarvoor is in december 2022 een inloop co-design sessie in de Speeltuin Kloosterplantsoen georganiseerd, met informatiekraampjes. Ook was het voor kinderen mogelijk een rolstoel uit te proberen. Bovendien konden ze aangeven wat ze graag anders wilden in de speeltuin en wat ze leuk en moeilijk vinden aan samen spelen in het algemeen.”
Uit de gesprekken met de wijkbewoners komt naar voren dat ze amper weten dat ‘Kloosterplantsoen’ al een aangepaste speeltuin is. “Bij de kinderen die de rolstoel uitprobeerden, zag je dat ze zich bewust werden hoe lastig dat in de praktijk kan zijn en dat het toch niet altijd prettig is als je ongevraagde hulp krijgt. Tegelijkertijd gaven kinderen zonder beperking aan, dat ze bijna nooit kinderen met een beperking in de speeltuin zagen.”
Verschillen en overeenkomsten tussen de wijklocaties
De studenten zijn om de week in de speeltuinen aanwezig en voeren daar concrete opdrachten uit. Van Ramshorst: “Die kunnen vanuit de onderzoekers komen, maar ook vanuit de speeltuinbeheerders. Voorbeelden van opdrachten zijn het meer betrekken van ouders en het organiseren van evenementen rond inclusief samen spelen.”
Daar komt bij, vult Bloemen aan, dat er overeenkomsten maar ook verschillen zijn tussen de twee locaties. “Het zijn andere wijken, met andere voorzieningen en andere verwachtingen, waardoor er deels ook andere uitdagingen spelen. Een belangrijk verschil is dat De Hoef een hek heeft en dus alleen beschikbaar is tijdens openingstijden. Je weet door de hekken als ouders ook dat kinderen die eenmaal binnen zijn, niet snel kwijt zullen raken. Kloosterplantsoen daarentegen heeft geen hek: het is daardoor altijd toegankelijk maar je raakt er ook gemakkelijker kinderen kwijt, wat drempelverhogend is voor ouders van kinderen met een beperking.”
Van Ramshorst ziet nog een verschil: “In IJsselstein is er echt een community rond de speeltuin en wordt er het hele jaar veel georganiseerd, in de Hoef zijn er nog niet zo veel vrijwilligers. Daarnaast telt IJsselstein veel betrokken ondernemers die veel binding hebben met de plaats, bijvoorbeeld omdat ze er zelf zijn opgegroeid. Dat is in nieuwbouwwijk Leidsche Rijn heel anders.” Overeenkomsten zijn er ook: beide speeltuinen hebben supergemotiveerde beheerders. Ook zijn de twee speeltuinen allebei als inclusieve, toegankelijke speeltuin ontworpen.
Project KIEM
Inmiddels is in september 2023 in IJsselstein een nieuw project gestart, KIEM. Dit project is erop gericht om met professionals een duurzaam netwerk op te bouwen rondom het thema inclusief samen spelen. Van Ramshorst: “In dat project zitten naast de professionals ook mensen van de Stichting Het Gehandicapte Kind en de gemeente IJsselstein. Gemeenten willen namelijk vaak in hun beleid wel aan de slag met inclusief samen spelen, maar hebben daar wel ondersteuning bij nodig. Met KIEM willen we de community van al die partijen inclusief ouders en kinderen verder uitbouwen, zodat inclusief buiten spelen echt duurzaam wordt. Daarmee hopen we dat we ook kunnen bijdragen aan het wegnemen van de sociale barrières.”
Het project KIEM telt drie pijlers. Van Ramshorst: “De eerste is ouderbetrokkenheid. De tweede is de Samenspeelkliko van de Stichting Het Gehandicapte Kind, zodat kinderen met en zonder beperking met materialen samen kunnen spelen. De derde is het organiseren van een jaarlijkse Samenspeeldag om zo de bekendheid van de inclusieve speeltuin te vergroten en te wijzen op de mogelijkheden. De professionals hebben voorgesteld om dat op een schoolplein te doen waarvan meerdere scholen gebruikmaken. Zo betrekken we ook de scholen.”
Samenwerking zorg, welzijn en onderwijs centraal
Het doel van het grote onderzoeksproject is volgens Bloemen: “Enerzijds om kennis te ontwikkelen over samen spelen, zodat we beter begrijpen wat onderliggende uitdagingen zijn en hoe we daarop kunnen acteren, en anderzijds om te komen tot een aanzet voor concrete tools zodat we inclusief samen spelen verder bevorderen.” Daarbij staat de eerdergenoemde samenwerking tussen zorg en welzijn centraal. “Als we kinderen met een beperking en hun ouders optimaal willen ondersteunen om mee te doen in de maatschappij, is het een voorwaarde dat zorg- en welzijnsprofessionals echt samen aan de slag gaan, net als de onderwijsprofessionals.”
Bloemen realiseert zich dat het echt neerzetten van inclusief samen spelen een zaak is van de lange adem: “Dat komt omdat er een maatschappelijk probleem achter zit; onder andere de gescheiden niet-inclusieve werelden van het onderwijs.” Bloemen ziet wel vooruitgang: “Zorg- en welzijnsprofessionals kennen elkaar nu, evenals de mindset dat de ander een onmisbare rol kan spelen bij het inclusief samen spelen.”
Daar waar op wijkniveau twee speeltuinen worden vergeleken, worden bij het grote project inclusief samen spelen op gemeentelijk niveau ook twee gemeenten in proeftuinen met elkaar vergeleken: Utrecht en Oosterhout. Bloemen: “Daarbij heb je enerzijds een grote stad waar alles aanwezig is en anderzijds een kleine stad waar bijvoorbeeld geen revalidatiecentrum is. Tegelijkertijd zie je dat juist in die kleine stad partijen elkaar veel beter weten te vinden en snel kunnen schakelen, terwijl er binnen een grote gemeente soms schotten zijn tussen afdelingen die niet altijd van elkaar weten wat ze doen.”
Redeneren vanuit mens en vraagstuk
Voor Lizet van Ewijk, associate lector van Hogeschool Utrecht, is de samenwerking in deze projecten tussen verschillende lectoraten en opleidingen en tussen welzijn en zorg een mooi voorbeeld van hoe de HU wil werken: “Wij redeneren vanuit de mens én het vraagstuk in plaats van vanuit een beroep of opleiding. Op deze manier zien professionals niet alleen hun eigen deel, maar ook het grotere geheel waardoor ze weten wanneer ze bij een vraagstuk wel of niet instappen. ”
Bloemen ziet ook na afloop van het grote onderzoek nog een scala aan mogelijkheden voor verder onderzoek. “Zo richten we ons nu op kinderen van 4 tot 12 jaar, terwijl juist de groep van 0 tot 4 jaar belangrijk is, want tenslotte wordt hier de basis gelegd voor de verdere ontwikkeling. Daarnaast richten we ons nu op kinderen met allerlei beperkingen, terwijl we in de toekomst ons onderzoek verder willen verdiepen, bijvoorbeeld als het gaat om kinderen met specifieke beperkingen. Op die manier bouwen we steeds verder aan inclusief samen spelen.”
Tussentijds concrete producten opleveren
Bloemen vindt het daarbij wel belangrijk dat er tussentijds regelmatig concrete producten worden opgeleverd, waar de praktijk iets aan heeft. Bloemen: “Het eerste product is er inmiddels: de kenniskaarten. Op deze kaarten is de tot nu toe verzamelde kennis gebundeld, zodat geïnteresseerden dit als startpunt kunnen gebruiken in hun dagelijkse werk. Daarnaast werken we in ontwerpsessies met ouders en kinderen aan de ontwikkeling van prototypes van tools die het inclusief samen spelen bevorderen. Die prototypes proberen we uit in onze proeftuinen. Op basis hiervan willen we ze doorontwikkelen. Uiteindelijk moeten ze in september 2025 klaar zijn zodat we in de praktijk kunnen zien of professionals er echt blij van worden.”
Van Ramshorst vult aan: “Bij KIEM is het ‘product’ dat we willen opbouwen een duurzame community. Die moet er in concept in de zomer van 2024 zijn. Daarnaast willen we de Samenspeelkliko verbeteren en de jaarlijkse Samenspeeldag op poten zetten. We hopen in het voorjaar 2024 de eerste editie ervan te organiseren.”
Dit artikel is verschenen in BuitenSpelen 04/2023, thema trends en innovaties. Lees het magazine in onze digitale bieb.
Bij het thema van dit artikel betrokken organisaties
Meer artikelen met dit thema
“Voor een goede samenspeelplek veel meer nodig dan enkel toestellen”
21 jun 2022Op 30 juni staat er een live netwerkbijeenkomst van het SamenSpeelNetwerk voor de deur. Het thema van deze…
Kunst en de magie van het spel
23 mei 2022Op 8 juni vindt er weer een Ruimte voor de Jeugd Speelforum plaats. In dit artikel lichten we alvast kort voor…
Iedereen kan spelen in speeltuin in Zwolse wijk Dieze-Oost
2 mei 2022Een kale zandvlakte met een paar speeltoestellen erop. Dat is in een notendop hoe de oude speelplek naast de…
Ruim vijftig beloftemakers hebben zich aangemeld
25 apr 2022Het SamenSpeelNetwerk krijgt steeds meer glans. De afgelopen twee jaar zijn goed besteed aan het uitbouwen van…
Willemijn strijdt voor inclusieve speeltuin in Apeldoorn
16 mrt 2022Iedereen moet kunnen spelen, jong en oud, groot en klein, met of zonder beperking. Helaas is spelen voor…
Bekend maakt bemind
15 mrt 2022Rekenen meest geschikte vak voor bewegend leren
10 feb 2022Rekenen is volgens vrijwel alle docenten het meest geschikte vak voor bewegend leren. Ook vinden vier op de…
De inclusieve boomhut van Kyrië
10 jan 2022Wat is er nu leuker dan samen spelen? Samen buiten spelen is belangrijk en vooral erg leuk voor alle kinderen,…
Reactie toevoegen